Het Gerechtshof Den Haag heeft enige tijd geleden uitspraak gedaan over de verdeling van een nalatenschap en de waardering van onroerend goed in het buitenland.

Het hof overweegt als volgt.

Beide partijen dienen zich te realiseren dat het hof in het kader van de verdeling het onroerend goed in Indonesië wel aan een deelgenoot kan toedelen, echter de Nederlandse rechter is niet bevoegd met betrekking tot de goederenrechtelijke aspecten inzake het onroerend goed.

Beide partijen dienen zich eveneens te realiseren dat als er tussen partijen geschillen ontstaan met betrekking tot de omvang (waaronder het aantal vierkante meters) van het onroerend goed in Indonesië of de waardering daarvan, de Nederlandse rechter niet dan wel niet effectief kan handelen.

Wat betreft de vaststelling van de omvang (waaronder het aantal vierkante meters) van het onroerend goed in het buitenland is de Nederlandse rechter niet bevoegd aangezien dit een goederenrechtelijk aspect betreft.

De rechtspraktijk leert dat als de Nederlandse rechter in het buitenland een deskundige gaat benoemen conform art 194 Rv, de aansturing van deze deskundige zeer complex, tijdrovend en veelal zeer kostbaar is.

Het hof verwijst het vonnis van 29 oktober 2014: “De rechtbank concludeert dat de aan de deskundige verleende opdracht niet is uitgevoerd.”.

De Nederlandse rechter tast in het duister of de door hem/haar ingeschakelde deskundige wel over voldoende deskundigheid beschikt.

De in het buitenland ingeschakelde deskundige dient immers op de hoogte te zijn van de eisen die naar Nederlands recht aan een deskundigenbericht moeten worden gesteld, zoals het beginsel van hoor- en wederhoor.

Het bewijsmiddel – het deskundigenrapport – kan dus zeer discutabel zijn.

Een procedure wordt door het inschakelen van een buitenlandse deskundige veelal met meer dan een jaar vertraagd.

De rechtbank overweegt in van het vonnis: “De rechtbank constateert dat het niet is gelukt om het onroerend goed te Indonesië (binnen een redelijke termijn) te laten taxeren door een deskundige”.

De rechter waar het onroerend goed zich bevindt kan zich een beter en sneller oordeel vormen met betrekking tot omvang en waarde.

In het kader van een verdeling doen partijen er derhalve verstandig aan om geschillen met betrekking tot de waardering van onroerend goed en het bepalen van de omvang van het onroerend goed over te laten aan de rechter ter plekke waar het onroerend goed is gelegen.

Het is dan aan partijen om de Nederlandse rechter deugdelijk te informeren welke deskundige in het buitenland kan worden geraadpleegd, en welke kwaliteitseisen de betreffende deskundige bezit.

Partijen kunnen in het onderhavige geval niet de Nederlandse rechter op zoek laten gaan naar een deskundige in de binnenlanden van Indonesië.

Partijen kunnen zelf in Indonesië de rechter consulteren aangaande het specifieke geschil met betrekking tot het onroerend goed in Indonesië.

De verdelingsrechter in Nederland kan dan de verdeling aanhouden tot het moment dat de Indonesische rechter over dat specifieke geschil heeft geoordeeld, dan wel de in Nederland aanwezige gemeenschap partieel verdelen.

Voorkomen moeten worden dat een verdeling van een gemeenschap met buitenlands onroerend goed een traject wordt van vele jaren.

In het onderhavige geval zijn partijen al meer dan acht jaar aan het procederen, hetgeen het hof naar maatschappelijke normen bezien een onaanvaardbare situatie acht.

Verdeling van nalatenschap. Waardering van onroerend goed in het buitenland. Benoeming van deskundige. Peildatum van de waardering van de grond. Redelijkheid en billijkheid bij de bepaling van de peildatum.

Het hof overweegt als volgt.

Het hof begrijpt uit het appel van appellante dat de grief zich alleen richt op de waardering en niet op de toedeling van het onroerend goed.

In beginsel is dan het uitgangspunt voor de waardering het tijdstip van toedeling zijnde 29 oktober 2014.

In het onderhavige geval acht het hof die niet redelijk noch billijk.

De rechtbank heeft op een uiterst zorgvuldige wijze de waarde van het onroerend goed proberen vast te stellen.

Op basis van het partijdebat heeft de rechtbank schattenderwijs de waarde vastgesteld.

De rechtbank heeft duidelijk overwogen dat de peildatum voor de waardering is datum verdeling maar dat zij, nu er geen aanknopingspunten zijn, voor de waardering uitgaat van 1 juli 2011.

Het hof acht in deze het door de rechtbank gekozen tijdstip voor de waardering redelijk en billijk: er waren geen andere aanknopingspunten meer.

Voorts kan in redelijkheid van de andere deelgenoot niet meer worden verlangd dat zij nog vele jaren in een onverdeeldheid blijft verkeren.

Het is zeker niet te verwachten dat het hof het wel zal lukken om binnen een redelijke termijn een deskundige te vinden in de binnenlanden van Indonesië.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag aan onze advocaat verdeling erfenis over de vereffening of verdeling van een erfenis, over de uitleg van een testament of over de nietigheid van een testament, over de taken en bevoegdheden van de executeur, over het kindsdeel of over de legitieme, of over de waardering van onroerend goed in een erfenis, belt u dan gerust onze advocaat verdeling erfenis op 020-3980150.

Wilt u meer weten over de verdeling van een erfenis, bezoek dan onze website over de verdeling van een erfenis. Klik dan hier.

Wilt u meer weten over het erfrecht, bezoek dan onze website van ons advocatenkantoor. Klik dan hier.